Martina Wegman reisde jarenlang de wereld over, kajakkend over de wildste rivieren, tussen de krokodillen door en van de hoogste watervallen af. Deze zomer gaat ze in de kano naar de Olympische Spelen. ,,Maar het belangrijkste is dat ik op plekken kom waar niemand is.”
Zo fel, zegt ze, wijzend op de blauwe tafel in de tuin van haar ouderlijk huis. Zo felblauw is ook de Rio Azul, in Chiapas, Mexico, omgeven door watervallen en misschien wel de mooiste rivier van alle rivieren waarop ze ooit vaarde.
Of zag ze in IJsland, zo anders dan al het andere, toch het mooiste water? Trouwens, nu ze nadenkt is de meest bijblijvende trip toch wel die naar Oeganda. Als eerste vrouw ooit waagde ze zich aan de risicovolle vijfdaagse kajaktocht door de Murchison Falls. Het nationale park aldaar heeft een van de hoogste concentraties krokodillen en nijlpaarden. Die nijlpaarden, die vallen nog wel mee, die vallen alleen aan als ze zich bedreigd voelen, zegt Martina Wegman achteloos. Krokodillen: andere koek. Die vallen aan om het aanvallen. Komt nog eens bij dat de groep net voor vertrek te horen kreeg dat zojuist een zes meter lange krokodil gevangen was genomen. Die had in de periode te veel dorpelingen opgegeten.
,,Die tocht was wel once in a lifetime”, vertelt Wegman, voor het eerst sinds oktober 2019 even in Nederland. Ze is 31 jaar, woont met haar vriend Mike grotendeels in Nieuw-Zeeland en is van alle Nederlandse deelnemers deze zomer aan de Olympische Spelen misschien wel de meest onbekende. Ze gaat er toch echt naartoe. In de kano, op de slalom, op de kunstmatige baan in Tokio, de Japanse stad waar ze al meermaals is geweest. Niet zo vreemd. Je zou haar de Floortje Dessing van de olympische equipe kunnen noemen. Haar Instagram-pagina is een opeenstapeling van jaloersmakende foto’s in schitterende omgevingen.
Toch groeide ze op hier in Schoorl, Noord-Holland. Van jongs af aan nam vader haar, haar zus en broer al mee naar de zee, vijftien minuutjes fietsen. Na school, in het weekend, Wegman ging de branding op. Aan haar muren hingen posters van kajakkers, ze bekeek films waarin gekajakt werd. Vol heftige scènes, want het is een extreem gevaarlijke sport.
Eerst kwam het freestylen met de trucjes, daarna het extreme kajakken – altijd op zoek naar het avontuur. Er waren de vakanties met het gezin. Eerst naar Slovenië, daarna naar Bosnië, toen ze dertien jaar was. Het was vlak na de oorlog. Ze mocht het water niet tussentijds verruilen voor de berm, in verband met de mijnen. Vervolgens volgde de trip naar Australië, en op haar zestiende de eerste reis naar Oeganda met haar broer. Sindsdien is het reizen nooit meer gestopt en is haar tijd in Nederland tot een minimum beperkt.
,,Ik hou van reizen, nieuwe plekken ontdekken. Ik wil zoveel mogelijk landen zien, maar het is geen wedstrijd. Het gaat om de levensstijl. Ik zit veel in de natuur, op de rivieren, maar wandel ook de bergen op. Ik haal er plezier uit. Als je niet dezelfde taal spreekt, en in een probleemsituatie verzeild raakt, word je volledig uit je comfortzone gehaald. Daar dan mee omgaan, dát is de uitdaging. Soms zijn die situaties écht niet leuk, maar uiteindelijk heb ik wel een leuk verhaal om te vertellen.”
Lees verder op AD.nl